Uitvoering: de patiënt krijgt een diagram voorgelegd van beide handen en armen. Vervolgens dient de patiënt in het diagram te tekenen waar de klachten gelokaliseerd zijn. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen stijfheid, pijn, tintelingen en gevoelsstoornissen/doofheid. Het ingetekende diagram wordt geclassificeerd in 3 categorieën/patronen: A = klassiek patroon, B = waarschijnlijk patroon, C = onwaarschijnlijk patroon.
Auteur(s) | Katz JN, Stirrat CR (1990) |
Toelichtingsformulier | |
Meetinstrument | |
Doelgroep(en) | Ouderen, Volwassenen |
Soort meetinstrument | Observatie |
Functies | Sensorische functies en pijn |
Lichaamsregio's | Bovenste extremiteit |
Aandoeningen | Perifeer zenuwstelsel, Zenuwstelsel en zintuigen |